Interview met Marte Jongbloed


©Robert Jan Duyverman Fotografie

Marte Jongbloed studeerde aan de pabo en de Toneelacademie in Maastricht. Ze geeft les op een basisschool en schrjift boeken voor allerlei leeftijden. Ze is vooral bekend van haar 8+-serie over Herre, waarvoor ze al twee keer een Pluim van de Senaat heeft ontvangen. Op dit moment doet Marte een MA jeugdliteratuur in Londen. (© website uitgeverij Luitingh-Sijthoff)


Voor de nieuwe serie Ezelsoortjes van uitgeverij Luitingh-Sijthoff schreef ze het boek Hobbel en Knot. Vanwege de lancering van deze serie, bedoeld voor lezers van 5 tot 8 jaar die hun eerste leespleziersmeters maken, mocht ik haar een paar vragen stellen! 


Hoe kwam u op het idee van Hobbel en Knot?

Ik ben dol op mystieke en magische wezens en las daar zelf altijd heel graag over. Vroeger verslond ik Pinkeltje en Wipneus en Pim. En het boek over kabouters van Rien Poortvliet was een naslagwerk waar ik vaak in heb gebladerd. Stel je toch eens voor dat kabouters echt bestaan! Misschien wonen er een paar in je tuin, of in het bos waar je in het weekend met je familie ‘moet’ wandelen. Ik verveelde me vroeger tijdens die verplichte wandelingen nooit, want mijn fantasie draaide op volle toeren, en ik wist af en toe zeker dat ik een klein puntmutsje achter een boom zag verdwijnen. 

Het viel me op dat je de laatste tijd eigenlijk nog maar weinig kinderboeken over kabouters ziet, en dat terwijl ik er zelf als kind zo van had genoten. De kabouterboeken van vroeger zijn voor kinderen van nu niet meer zo interessant. Het werd dus hoog tijd voor Hobbel en Knot!

 

Wat vindt u van de leesbevordering in boeken?

Ik ben kinderboekenschrijfster, en daarnaast ben ik ook dramadocent, basisschoolleerkracht en docent taal & jeugdliteratuur op de Pabo van de Hogeschool Leiden. Ik hou me in al die verschillende rollen bezig met leesbevordering. Kinderen lezen steeds minder goed en steeds minder graag. Dat laat onderzoek zien, maar ik zie het ook heel duidelijk in de klas. Mijn Pabostudenten zijn ook al van een generatie die over het algemeen minder leest. Dat is om heel veel verschillende redenen jammer, want lezen is goed voor je, en je mist echt iets als je nooit hebt geleerd om jezelf te verliezen in een boek.

Maar het is niet alleen jammer. Het is ook een gigantisch probleem. Een groot deel van onze jongeren is ‘functioneel ongeletterd’ wat betekent dat ze misschien de losse woorden en zinnen wel kunnen lezen, maar een wat lastigere tekst niet kunnen begrijpen. Natuurlijk kun je tegenwoordig ook veel informatie halen uit filmpjes op YouTube, maar het goed kunnen lezen blijft een belangrijke vaardigheid. Je zult toch die brief van de belastingdienst moeten kunnen begrijpen, en voor veel opleidingen en beroepen is goed kunnen lezen en schrijven heel erg belangrijk. Als je graag leest, omdat je kennis hebt gemaakt met spannende en leuke boeken, dan ga je ook meer en béter lezen. Schrijvers én leerkrachten spelen een belangrijke rol bij de leesbevordering.

Schrijvers kunnen boeken schrijven die kinderen graag willen lezen, en volwassenen graag willen voorlezen. Leerkrachten moeten op de hoogte zijn van de recente jeugdliteratuur zodat ze hun leerlingen goed kunnen adviseren. Welk boek past bij welk kind, niet alleen qua niveau maar ook qua onderwerp en genre? Als je als leerkracht die vraag kunt beantwoorden, ben je goed bezig met leesbevordering.  Als leerkracht kun je van kinderen echte lezers maken, en daarom vind ik dat leerkrachten zelf ook veel jeugdboeken moeten blijven (voor)lezen.

Wat vindt u van de nieuwe reeks Ezelsoortjes?

De Ezelsoortjes zijn ontzettend leuk en hebben alles te maken met leesplezier. Het zijn boeken die niet op AVI-niveau zijn geschreven, maar wel heel geschikt zijn voor beginnende lezers.

Ik vind het een slechte zaak dat we in het onderwijs de neiging hebben om te veel naar het AVI-niveau te kijken waarop kinderen lezen. Ik hoor wel eens ouders of leerkrachten tegen kinderen zeggen dat ze ‘alleen maar AVI M5 boeken’ mogen kiezen, omdat dat hun niveau is. Dat is jammer, want daardoor laten kinderen boeken staan die ze misschien superleuk vinden, maar die nét nog een beetje te moeilijk voor ze zijn. Veel te moeilijk is geen goed idee, maar een beetje te moeilijk is helemaal niet erg. Als een kind het verhaal spannend of leuk genoeg vindt, dan lukt het echt wel om dat boek te lezen, en dan lezen ze met plezier! Soms willen kinderen ook geen boek lezen dat net een AVI-niveau te laag is, terwijl ze eigenlijk wel nieuwsgierig zijn naar het verhaal. Dat is net zo goed een gemiste kans.

AVI kan een handig diagnostisch middel zijn voor leerkrachten om inzicht te krijgen in de leesontwikkeling van hun leerlingen. Maar nu is het te veel een doel geworden en zijn ouders en kinderen zelf er veel te veel mee bezig. Wat mij betreft geven we de AVI-scores ook niet meer zomaar met elk rapport mee naar huis. Soms leest een kind te langzaam om een bepaald AVI-niveau te behalen, maar begrijpt het kind wel heel goed wat hij/zij leest en geniet hij van boeken die officieel nog iets te moeilijk zijn.

 

De Ezelsoortjes zijn voor kinderen vanaf ongeveer eind groep 3 tot en met groep 5 die dus niet zijn ingedeeld op AVI-niveau. Het zijn spannende, avontuurlijk en soms grappige boeken voor beginnende lezers over verschillende onderwerpen. Er komen er voor de zomer drie uit, maar er volgen er nog veel meer, zodat er uiteindelijk voor elk kind een geschikt Ezelsoortje is! Het gaat om de mooie verhalen en om plezier krijgen in lezen, en het niveau is daarbij niet leidend.

 

Wat is er zo fijn aan de samenwerking met Iris Boter?

Het is heerlijk om met Iris te werken. Ik hoef haar nooit uit te leggen wat ik bedoel met wat ik heb geschreven of toe te lichten waar de scène eigenlijk over gaat. Zij ziet de diepere lagen in mijn verhalen, ze begrijpt mijn gevoel voor humor en weet heel goed wat kinderen daarvan oppikken en wat kinderen leuk vinden. Ze houdt ook heel erg van toneelspelen en misschien dat ze daardoor ook zo goed doorziet hoe ik de personages heb opgebouwd en wat belangrijk is in het verloop van het verhaal. Waarschijnlijk kan ze dat trouwens ook zo goed omdat ze zelf een heel goede schrijfster is. Met haar tekeningen strooit ze peper en zout over mijn verhalen. Het wordt allemaal nog leuker en nog spannender door wat zij verzint, en wie goed kijkt kan heel veel grapjes en slimme verwijzingen vinden in haar illustraties. We zijn een goed team en vinden het bijvoorbeeld ook heel leuk om samen klassen te bezoeken en kinderen te vertellen hoe wij samenwerken.


Wat zijn uw favoriete kinderboekenschrijvers en illustratoren?

Dat is een vraag die ik bijna niet kan beantwoorden. Ik doe een MA Jeugdliteratuur aan de Roehampton University in Londen. Ik las altijd al veel jeugdboeken, maar dankzij die studie heb ik kennis gemaakt met auteurs en illustratoren die ik nog niet zo goed kende. Dat vind ik zo ontzettend leuk dat ik het bijna jammer vind dat ik na de zomer ben afgestudeerd. Ik ben van plan om ook daarna veel voor mij onbekend werk te blijven lezen en zo steeds meer nieuwe ontdekkingen te doen. De laatste tijd heb ik genoten van boeken van L.M. Elliot, Kereen Getten, Lucy Strange, Anthony McGowan, Dara McAnulty, Frances Hardinge, Katya Balen, Rita Williams-Garcia, maar ik heb ook genoten van de nieuwe Enne Koens, en het boek ‘Films die nergens draaien’ van Yorick Goldewijk. Het boek ‘Schaduw van Toet’ van Lida Dijkstra is een juweeltje. De illustraties van Djenné Fila in dat boek zijn prachtig en brengen je helemaal in de sfeer van het oude Egypte. Ik heb laatst de illustratrice Issa Watanabe ontdekt, die met haar boek Migranten een heel actueel onderwerp aansnijdt. Ik werk veel met Iris Boter, maar met Natascha Stenvert maak ik een serie over Vinnie & Flos. Natascha is heel veelzijdig en heeft laatst samen met Rindert Kromhout het mooie prentenboek “Ik wil niet naar school” gemaakt. Ik geniet enorm van de illustraties van Harmen van Straaten. Een van de leukste prentenboeken die in mijn kast staat is ‘Wolves’ van Emily Gravett. Ik denk eerlijk gezegd niet dat die is vertaald in het Nederlands, maar dat zit zo slim in elkaar en is zo grappig. Nu ik deze namen noem, schieten me meteen een heleboel andere namen te binnen van andere auteurs en illustratoren die ik ook geweldig vind!

Zo ben ik ook dol op historische jeugdboeken. Elk jaar begeleid ik de Jonge Beckmanjury wat betekent dat ik in de zomer de shortlist mag lezen. Ik smul van de boeken van Rob Ruggenberg (erg jammer dat hij er niet meer is) en ik heb genoten van bijvoorbeeld IJzerkop van Jean-Claude van Rijckeghem, en Meerminnen verdrinken niet van Saskia Maaskant. De boeken van Linda Dielemans zijn ook geweldig en ik ben groot fan van Martine Letterie die voor alle leeftijden toegankelijk kan schrijven over de Tweede Wereldoorlog. Ik kan nog heel veel namen noemen van auteurs en illustratoren die ik bewonder. Zo heb ik een lijstje van klassiekers waar ik ook steeds naar terug blijf gaan, maar als ik die ook nog allemaal ga noemen, dan wordt dit wel een erg lang interview. Ik denk dat iedereen die namen zelf wel kan bedenken (Roald Dahl en consorten).

Noem 1 favoriet kinderboek!

Mijn favoriete kinderboek is al heel oud. Beroemde verhalen van Shakespeare door Bernard Miles en met betoverende illustraties van Victor Ambrus. Het is een boek met verhalen voor kinderen die zijn gebaseerd op de toneelstukken van Shakespeare. Dat boek heb ik denk ik wel honderd keer gelezen en is ook een van de redenen waarom ik naar de toneelacademie wilde. Shakespeare verveelt nooit en als je de stukken goed hertaalt zijn ze ook voor kinderen geweldig. Ik geef vaak toneellessen aan kinderen gebaseerd op bijvoorbeeld Hamlet, of Macbeth of Midzomernachtdroom en ik moet het eerste kind nog tegenkomen die dat saai of te moeilijk vindt.

Waar schrijft u het liefst?

Ik schrijf het liefst thuis, in een nis naast de woonkamer, waar om mij heen allemaal kasten vol met jeugdboeken staan. Ik luister tijdens het schrijven meestal naar klassieke muziek. Dat helpt me om in een prettig schrijfritme te komen. Ik heb in mijn tas altijd een opschrijfboekje en een vulpen zitten om plotselinge ideetjes op te schrijven, maar thuis schrijf ik op een computer met een lekker groot scherm. Ik schrijf vrijwel elke dag. Als ik te lang niet heb kunnen schrijven, omdat ik het bijvoorbeeld te druk had met mijn andere werk, dan word ik chagrijnig.


Alle afbeeldingen en foto's zijn eigendom van Marte Jongbloed, Iris Boter en uitgeverij Luitingh-Sijthoff

Maak jouw eigen website met JouwWeb